De EU heeft de regels die gelden voor scrapie bij import en export van zeldzame schapenrassen versoepeld. Daardoor kunnen fokkers gemakkelijker aan ‘nieuw bloed’ komen.
Tot nu toe was het zogeheten intraverkeer (import en export tussen EU-lidstaten) van fokschapen en -geiten alleen toegestaan als die dieren ongevoelig waren voor klassieke scrapie of afkomstig waren van bedrijven die jarenlang bewezen vrij van de ziekte waren.
Voor veel zeldzame rassen zijn die eisen te hoog. De populaties ervan zijn te klein om te kunnen fokken op dubbel-ARR (scrapie-ongevoeligheid) of om jaarlijks hersenen van gestorven schapen te laten controleren op scrapie. De kosten ervan zijn ook te hoog voor de vaak hobbymatige schapenhouders. Er zijn daardoor in onder meer het Verenigd Koninkrijk maar heel weinig exportwaardige zeldzame schapenrassen. Veel van die Britse rassen zijn in ons land, maar de bloedvoering is erg smal.
De strenge scrapieregels kunnen worden afgebouwd nu de BSE-crisis achter de rug is.
De Europese Unie heeft daarom besloten dat fokdieren van schapen- en geitenrassen die door de FAO zijn erkend als ‘inheems’ voortaan zonder scrapie-eisen van het ene EU-land naar het andere mogen worden vervoerd als aan enkele voorwaarden wordt voldaan: het moet gaan om rassen die in hun voortbestaan worden bedreigd, het ontvangende land moet instemmen met de soepeler scrapieregels, in zowel de exporterende als importerende lidstaat moeten er fokprogramma’s zijn om het ras in stand te houden en de dieren moeten in het land van bestemming worden opgenomen in een erkend stamboek.
Dit laat het ministerie van Economische Zaken weten. Het initiatief voor de nieuwe regels is door Nederland genomen.
In ons land zijn naar schatting meer dan 70 schapenrassen waarvan 85% buitenlandse, voornamelijk Britse rassen. In 2014 bleek dat 23 van die rassen slechts een tot vijf fokkers in Nederland telden.