Er zijn dit jaar opnieuw meer besmettingen met de rode lebmaagworm haemonchus contortus dan voorgaande jaren. Dat meldt de Gezondheidsdienst voor Dieren.
De GD merkt dat veel meer van de dode dieren die voor sectie worden aangeboden, blijken te zijn doodgegaan aan de haemonchus. De ziekte slaat vooral in zomermaanden toe. De worm gedijt bij warm en vochtig weer.
Volgens specialist René van den Brom van de Gezondheidsdienst wordt de wormsoort vaak niet goed bestreden, met bijvoorbeeld benzimidazolen die niet goed werken en op verkeerde momenten met verkeerde doseringen. Vorig jaar constateerde parasitoloog Harm Ploeger van de Faculteit Diergeneeskunde eveneens dat schapenhouders te weinig kennis hebben over ontwormen en resistentie tegen wormmiddelen.
De rode lebmaagworm is te bestrijden met moxidectine, monepantel, ivermectine en levamisole.
Kenmerkend aan deze wormbesmetting is dat de schapen geen diarree krijgen. De mest is normaal. Daardoor valt een besmetting minder gauw op dan wormaandoeningen die wel diarree veroorzaken.
Een besmetting met de haemonchus contortus is te herkennen aan de slijmvliezen van een schaap. Die zijn bleker dan normaal omdat het dier bloedarmoede heeft. Met de schaal van Famacha is te controleren of dat zo is. Mestonderzoek kan een besmetting aantonen.