Volgens cijfers van RIVM en Milieu Centraal heeft lamsvlees een buitensporig hoge bijdrage aan klimaatverandering. Graafwerk naar de herkomst van de hoge CO2-footprint leert dat het niet klopt. Er is gerekend met intensieve grasproductie, er zijn dubbeltellingen en de bijdrage aan landschap- en natuurbeheer is over het hoofd gezien.
(Update: Lamsvlees en klimaat: RIVM trekt cijfer veel te hoge CO2-voetafdruk in)
TEKST: DIEDERIK SLEURINK. FOTO: HENK RISWICK
Met dikke ronkende taal opent de Engelse krant The Guardian een artikel op de voorpagina van 27 maart 2018: ‘Hell hath no fury like a sheep farmer told that his favourite stew is killing the planet’. Schapenboeren in Wales reageerden woedend op een rapport van WWF (Wereld Natuur Fonds) waarin het eeuwenoude gerecht Lamb Cawl (een stoofpot met lamsvlees) tot meest milieuonvriendelijke gerecht van de Britse keuken wordt gebombardeerd.
In Nederland zorgen cijfers over de voetafdruk van lamsvlees niet voor krantenkoppen over woedende achapenhouders. Toch hebben die bij het lezen van de krant of het horen van de radio ook regelmatig reden om zich flink te verslikken. ‘Rundvlees is slecht voor het klimaat, maar van alle vleessoorten is lamsvlees eigenlijk nog het allerslechtst’, hoorde ik een expert van het Voedingscentrum een keer met grote stelligheid beweren.
De bewuste consument die wil weten wat hij kan doen en laten voor het milieu, raadpleegt websites als die van Milieu Centraal en krijgt dan bij het onderwerp vlees een staafdiagram te zien met voedingsmiddelen gerangschikt naar hun bijdrage aan de CO2-uitstoot. Goed scoort de vegaburger met kaas (6,5) en kip (6,8), maar vergeleken daarbij is de runderlap al vijf keer zo slecht, met 34 kilo CO2 en dan steekt het langste staafje onderaan de grafiek daar nog weer ver voorbij: lamsbout (51 kilo CO2 per kilo!).
Lamsvlees, het meest milieuonvriendelijke voedselproduct? Lamsvlees ‘killing the planet’? Dat zal er bij schapenhouders niet best ingaan. Met al die schapen die we houden op dijken, stedelijk groen, natuurgrasland en heide? Schapen die 90 procent van het jaar buiten zijn en waarvan de lammeren een prima leven hebben, ook deels buiten groeiend op gras, voor ze worden geslacht? Met een extensieve sector die vrijwel niet bijdraagt aan ammoniakuitstoot, stikstof- en fosfaatoverschotten? Als die sector nu het predicaat ‘slechtst denkbare voedingsmiddel voor de planeet’ aan de broek moet krijgen, dan wekt dat ergernis en grote verbazing.
Methaangas is boosdoener
Theun Vellinga, onderzoeker van dierproductiesystemen in Wageningen, begrijpt mijn verbazing en wantrouwen over deze cijfers. “Tja, ik snap je punt dat grazend vee bijdraagt aan landschap en natuur, het milieu nauwelijks belast en diervriendelijk is. Dit is echt een dilemma. Want vlees van herkauwers is in het licht van broeikasgassen niet zo gunstig. Koeien en schapen verteren gras in de pens en maken daarbij ook methaangas dat ze opboeren.”
Vellinga legt uit dat methaan te boek staat als een sterk broeikasgas. Eén kilo methaan heeft evenveel effect als 34 kilo CO2. Als wetenschappers de totale CO2- uitstoot van een product uitrekenen, tellen ze verschillende broeikasgassen bij elkaar op door te rekenen met CO2-equivalenten. Een kilo methaan telt in die optelsommen dan als 34 kilo CO2-equivalenten.
Schoen wringt
Om vast te stellen wat de bijdrage van een voedingsmiddel is aan klimaatverandering, wordt van alle onderdelen in het productieproces berekend hoeveel CO2-emissie ze veroorzaken. Op een veebedrijf gaat het dan om processen zoals het opboeren van methaan, maar ook emissies veroorzaakt door krachtvoer, kunstmest, uitrijden van mest, inkuilen en voeren van kuil, het stro in de stal, uitmesten, energiegebruik, enzovoort. Vellinga legt erover uit: “De lammeren die een schapenhouder aflevert, zijn vlot gegroeid en dragen zelf niet eens zoveel bij aan die CO2-uitstoot. Maar per twee lammeren is er wel een moederdier dat het hele jaar methaan produceert.”
De CO2-uitstoot van al die processen samen is de ‘koolstof-voetafdruk’ van het produceren van lammeren en schapen die naar de slacht gaan. Om het vergelijkbaar te maken moet die voetafdruk worden uitgedrukt in kilogrammen CO2 per kilo product. Dus, per kilo vlees en per kilo wol. Dat is een interessante stap: zo’n 92 procent van die CO2-uitstoot wordt toegewezen aan het lamsvlees en 5 procent aan de wol, de rest aan moederdieren. En hier wringt de schoen. Want zoals gezegd, schapen en lammeren in Nederland (elders ook trouwens) zijn er niet alleen om vlees en wol te produceren, ze hebben een grote rol in het beheren van landschap en natuur. Dan hoort een deel van de voetafdruk toch aan die beheerdiensten te hangen? Als je de schapen wegdenkt, zou het onderhoud anders worden gedaan, meestal machinaal, en zou men het heel normaal vinden om de CO2-uitstoot aan het landschapsbeheer toe te rekenen. Ik vermoed dat de wetenschappers dit over het hoofd zien en/of het gewoon te lastig vinden om er in hun cijfers rekening mee te houden.
Anders verdelen
Vellinga beaamt het probleem. Sterker nog, in een onderzoek naar de Spaanse schapenhouderij, hebben hij en collegawetenschappers al ervaring opgedaan met het toedelen van de totale CO2- uitstoot naar wol, vlees én landschapsbeheer. Vellinga: “Die verdeling hebben we gemaakt op basis van de economische waarde af-boerderij: hoeveel kreeg de boer voor het vlees, voor de wol en voor het landschapsonderhoud. Is dat laatste 20 procent van de opbrengst, dan moet je dus 20 procent van de CO2-productie daaraan toerekenen en is de CO2-productie per kilo lamsvlees ook navenant lager.” Maken we zo’n berekening voor een Nederlandse schaapskudde (zie kader op deze pagina), dan komt 75 procent van de CO2-emissie voor ‘rekening’ van het natuurbeheer en 25 procent voor het vlees. Een veelzeggend sommetje”, zegt Vellinga. “Op die manier zijn de cijfers voor Nederland nog niet bekeken.” Nu is het aandeel natuurbeheer bij de schaapherder uiteraard vrij hoog. Hoewel ook veel lamsvleesproducerende bedrijven wel natuurland en dijken gebruiken, zal de opbrengstverhouding tussen lamsvlees en landschapsbeheer veel meer richting lamsvlees liggen. Het gemiddelde voor de hele schapenhouderij zit er dus ergens tussenin. Toch, als grond om niet wordt gebruikt, of met een lagere dan gangbare pacht, is dat ook als een opbrengst te zien, beredeneert Vellinga. “Het verschil kun je inrekenen als vergoeding voor het beheer van een marginale grond.”
Gerekend met intensief gras
En dan is er nóg een aspect en dat is de manier waarop grasproductie en -gebruik worden meegerekend. Vellinga wijst er al op dat schapen een deel van het jaar bij melkveehouders in het land lopen: ze benutten gras dat anders onbenut zou blijven. De CO2-productie die samenhangt met grasproductie wordt zowel voor het melkveebedrijf als voor het schapenbedrijf berekend en dat is een dubbeltelling. En verder is er bij schapen uitgegaan van intensieve grasproductie, wat ook niet klopt. Er wordt minder kunstmest en dierlijke mest gebruikt en op het gebruikte natuurland is de CO2-uitstoot sowieso veel lager. Het is zelfs de vraag of je dan niet moet corrigeren voor de CO2 die wordt vastgelegd in vegetatie en bodem.
Drie à vier dagen aan besteed
Terug naar het staafdiagram van Milieu Centraal, met die 51 kilo CO2-uitstoot per kilo lamsvlees. Als bron staat Blonk Consultants vermeld. “Wij hebben die footprint-cijfers van voedingsmiddelen berekend in opdracht van de RIVM-afdeling ‘duurzaam voedsel’. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gebruikt die cijfers ook”, vertelt consultant Jasper Scholten. Hij is van het type wetenschapper dat tegengas waardeert. “De consument vertrouwt op de cijfers van RIVM en Milieu Centraal. Je bent de eerste die hier eens kritische vragen over stelt”. Hij legt uit dat het consultancybureau opdracht kreeg van het RIVM om voor de meest geconsumeerde voedingsmiddelen (ongeveer 200) de footprint uit te rekenen. “Iemand van ons heeft toen drie of vier dagen aan lamsvlees besteed. Die berekent de CO2-uitstoot van de hele keten, dus inclusief het maken en transporteren van krachtvoer en kunstmest, volgens een wetenschappelijke lifecycle-assesmentmethode. De nodige cijfers en kengetallen halen we van het CBS en uit het handboek Schapenhouderij.” De totale CO2-uitstoot is in het eindrapport voor 91,2 procent toegewezen aan het lamsvlees, 5,44 procent aan wol en 3,34 procent aan de ooien (moederdieren).
Behandeld als intensief systeem
Scholten onderkent de problemen die we zien in deze cijfers. Dat de data van CBS en het handboek niet geschikt zijn voor de berekeningen en weinig zicht geven op het grondgebruik van de sector. “Met de slechte data die wij gebruiken zien wij niet goed genoeg hoe de schapenhouderij in elkaar zit. In ons rapport is de sector gemodelleerd als een intensief systeem. Maar natuurgras heeft een lagere milieuimpact dan intensief geteeld gras.” Hij meent ook dat het terecht is een deel van de CO2-emissies niet aan het lamsvlees toe te wijzen. “Dat er met het landschapsbeheer nóg een product is waar je die emissies aan moet toewijzen is een nieuw inzicht”, zegt hij. En: “als er overschotgras van de melkveehouderij wordt benut, dan is dat inderdaad gedeeltelijk een dubbeltelling.”
Lamsvlees zal dan net als rundvlees nog steeds een hoge CO2-uitstoot hebben, maar niet meer die hoge uitschieter van 51 kilo. Scholten maakt er de kanttekening bij dat Europese organisaties voor melkveehouderij en ook voor vleesveehouderij (inclusief de schapensector!) gekozen hebben voor een verdeling van CO2 op basis van de verdeling van energie in het dier naar wol, vlees en melk. Dat systeem sluit verdelen naar landschapsbeheer juist uit. En helaas is dat nu het systeem dat de Europese Unie wil volgen voor deze cijfers.
Footprint in werkelijkheid lager
Voor de schapensector is een verdeling naar rato van inkomsten uit vlees, wol en landschapsbeer gunstiger en eerlijker. Gesteld dat de berekende CO2-uitstoot voor 25 procent wordt toebedeeld aan landschaps- en natuurbeheer. Dan ‘hangt’ nog 66,2 procent ervan aan het vlees, dus 37 kilo CO2. Dat brengt lamsvlees op ongeveer gelijke hoogte met rundvlees en niet meer in de positie van uitschieter. Met een deel van het gras berekend als natuurgras (flink minder CO2) en die dubbeltelling met melkveehouderij eruit, kan er vast nog wel vijf kilo af. En er is nog een reden om te verwachten dat nader onderzoek lagere cijfers oplevert.
Vellinga wijst op een studie van FAO (voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties) voor Europees schapenvlees, die uitkomt op een footprint van minder dan 20 kilo CO2-equivalenten per kilo karkasgewicht (Greenhouse gas emissions from ruminant supply chains, 2013). Bovendien komt lamsvlees daarin lager uit dan rundvlees.
Conclusie
Kortom, officiële instanties informeren de consument nu met veel te negatieve cijfers over de footprint van Nederlands lamsvlees. Er zijn goede argumenten voor nader onderzoek om die cijfers bij te stellen, want het is vreselijke en onterechte antireclame. En er is nog haast bij ook. De grote supermarkten willen de consument helpen kiezen met ‘ecoscores’ op de verpakkingen en ook de EU stuurt daarop aan. Als dat met de huidige cijfers gebeurt, is de ramp toch niet te overzien.
Kleinere voetafdruk bij schapen in natuurbeheer
Geïnspireerd door het rapport waarin Theun Vellinga (WUR) en collega’s de CO2-uitstoot toebedelen aan vlees, wol én landschapsbeheer, maken we een sigarendoos-berekening voor een herder met een schaapskudde van 300 heideschapen.
De opbrengsten uit natuurbeheer belopen daarbij zo’n 55 á 60.000 euro per jaar. De herder levert 300 lammeren per jaar af met een gemiddelde waarde van 50 euro per stuk. Of enkele tientjes meer als hij de lammeren afmest. Stel, de afzet van schapen en lammeren is goed voor 20.000 euro. Dan is de toedeling van CO2-productie op basis van economische waarde wel even anders dan waar men nu mee werkt (91,2 procent aan het vlees): 0 procent naar wol (niks meer waard), 25 procent naar het vlees en 75 procent naar het landschapsbeheer.
Lees ook: